Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Empedocles

betekenis & definitie

Empedocles - Ἐμπεδοκλῆς, van Agrigentum (492–432), uit een aanzienlijk en rijk geslacht, wierp als een van de leiders der volkspartij de aristocratische regeering in zijne vaderstad omver (444), weigerde de hem aangeboden koninklijke waardigheid en voerde eene zuivere democratie in. Als staatsman, natuur- en geneeskundige, wijsgeer en redenaar uitmuntend, werd hij als een gunsteling der goden beschouwd en na zijn dood als heros vereerd. Op het einde van zijn leven ging hij naar de Peloponnēsus, en het schijnt dat hij buiten zijn vaderland gestorven is; ook verhaalde men dat hij, om door zijne plotselinge verdwijning indruk te maken, in den Aetna sprong, en dat dit later verraden werd, doordat de berg een van zijne sandalen uitbraakte.—In zijne leerdichten, περὶ φύσεως en καθαρμοί, waarvan nog verscheiden fragmenten bestaan, verkondigt hij de eeuwigheid en onvergankelijkheid der stof; hij neemt vier stoffelijke elementen (ῥιζώματα) aan: vuur, lucht, aarde en water, waarop twee ideale elementen, liefde en haat, inwerken; onder de heerschappij der liefde is alle stof vereenigd tot ééne massa of chaos (σφαῖρος), heeft de haat alle macht, dan bestaan alle stofdeeltjes afzonderlijk, tusschen deze beide uitersten ligt het leven van individuën.

Ontstaan en vergaan zijn dus ijdele woorden, er is slechts vereeniging (μῖξις) en scheiding (διάλλαξις). De ziel is een mengsel van alle elementen en is daardoor in staat alle te kennen. Ook de leer van de zielsverhuizing schijnt Empedocles van Pythagoras of de Orphici te hebben overgenomen.