Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Deïphontes

betekenis & definitie

Deïphontes - Δηιφόντης, zoon van Antimachus, schoonzoon en opvolger van Temenus (z.a.); v.a. vluchtte hij na den dood van zijn schoonvader uit vrees voor zijne zwagers naar Epidaurus.

Δεῖπνον, de hoofdmaaltijd der Grieken, in de oudste tijden omstreeks den middag, later tegen den avond gebruikt, waarbij men dikwijls gasten ontving, of die ook wel met bijdragen (ἀπὸ συμβολῶν) der gezamenlijke deelnemers betaald werd. Bij aankomst der gasten werden hun door slaven de zolen afgenomen en de voeten
gewasschen, daarop wiesch men de handen en nam men plaats op de rustbank, waarop men liggende het maal gebruikte. Als spijzen worden genoemd gerstebrei (bij armere lieden het voornaamste gerecht), groenten, vleeschspijzen en visch; vorken of messen gebruikte men niet, wel lepels; onder het eten hield men de handen schoon met fijngewreven broodkruimels. Na het eten werden de schotels weggenomen, waschwater met een soort zeep, soms ook bloemen en reukwerken rondgediend en begon het nagerecht (δεύτεραι τράπεζαι) of drinkgelag (συμπόσιον) met een drankoffer (σπονδαί) waarbij men de woorden ἀγαθοῦ δαίμονος uitsprak. Nadat door het lot een tafelpresident (συμποσίαρχος, βασιλεύς, ἄρχων) was aangewezen, bleef men onder het genot van wijn, vruchten, kaas, koek, enz., dan dikwijls nog lang bij elkander, terwijl men zich den tijd verdreef met gesprekken, gezelschapsspelen, dikwijls ook met voordrachten van fluitspeelsters of vertooningen van danseressen.