Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Damon

betekenis & definitie

Damon - Δάμων, 1) atheensch toonkunstenaar en sophist, leermeester en vriend van Pericles, wegens ongeloof verbannen.—2) van Syracūsae, die voor zijn vriend Phintias gijzelaar bleef, toen deze wegens een waarschijnlijk verdichten moordaanslag op Dionysius II ter dood veroordeeld was en eenigen tijd uitstel van straf gevraagd had. Tegen de verwachting der hovelingen keerde Phintias nog juist bijtijds terug, waardoor de tyran zoo getroffen was, dat hij beiden het leven schonk en verzocht in hun vriendschapsbond opgenomen te worden, wat hem echter geweigerd werd.

Δαμοσία, de tent der spartaansche koningen, wanneer zij in het veld waren; οἱ περὶ δαμοσίαν, οἱ ἀπὸ δαμοσίας, zij die met hen die tent bewoonden.