Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 31-05-2019

Abas

betekenis & definitie

Abas - Ἄβας , 1) zoon van Lynceus en Hypermnestra, koning van Argos. Hij was in het bezit van het schild van zijn grootvader, Danaüs, waarvan het gezicht een oproerig volk tot bedaren kon brengen. V. s. is hij de stichter van Abae, v. a. is dit een naamgenoot van hem, zoon van Poseidon en Arethūsa. Hij was de vader van Acrisius.— 2) zoon van Metanīra, die Demēter bespotte, toen zij met gretigheid dronk, en daarom door de godin in een hagedis werd veranderd.