Gepubliceerd op 21-01-2020

COÖPERATIEVE ZUIVELINDUSTRIE IN FRIESLAND

betekenis & definitie

Plm. 90 % van de in Friesland geproduceerde melk wordt in fabrieken van zuivelcoöperaties verwerkt. Elk van de 20 (1974) zuivelondernemingen is juridisch zelfstandig en heeft een eigen melkwinningsgebied waaruit andere, bij de Bond van Coöperatieve Zuivelfabrieken in Frl. aangesloten coöperaties, geen melk van veehouders mogen betrekken.

Tegen het einde van de vorige en in het begin van deze eeuw werden in veeteeltgebieden de zuivelfabrieken bijna dorpsgewijs opgericht, wat er toe heeft geleid dat Frl. tot voor kort overdekt was met een groot aantal plaatselijke coöperaties. De aansprakelijkheid van de ledenveehouders bracht mee, dat men goed op de hoogte diende te zijn van eikaars financiële weerstand, terwijl het langzame vervoer van de melk met paard-en-wagen en boot, het transport van de bederflijke melk over grote afstanden niet toeliet.Wijzigingen in het patroon van de Fr. zuivelindustrie hebben zich sedert 1954 op ingrijpende wijze voltrokken. Door het stijgend aantal melkkoeien en de groter wordende produktie per koe is de melkaanvoer in de laatste twintig jaar verdubbeld. Zij bedraagt thans ruim 1,6 miljard kg per jaar. De kaasproduktie, waarvoor ca 70 % van de melk wordt bestemd, nam toe van 47 tot 111 miljoen kg per jaar, waarmee Frl. een derde deel van de Nederlandse kaas produceert.

De melk- en weipoederproductie bij de primaire fabrieken is verveelvoudigd, als gevolg van een relatieve daling van de melklevering aan derden. Gedaald is relatief ook de consumptiemelkproduktie en de levering van ondermelk, karnemelk en wei aan de veehouders.

Schaalvergroting Als gevolg van de sterk stijgende arbeidskosten en de technische ontwikkelingen kwam in het begin van de jaren ’60 een fusie- en concentratiebeweging op gang. Werden voordien zuivelfabrieken incidenteel gesloten, na 1960 droeg de herstructurering een meer planmatig karakter. Toch waren het de veehouders zelf die de beslissing over het al of niet sluiten van hun fabriek namen. De overblijvende plaatselijke fabrieken groeiden door deze ontwikkelingen uit tot regionale ondernemingen. Terwijl het aantal fabrieken tussen 1954 en 1974 daalde van 77 tot 33, daalde het aantal ondernemingen in deze jaren van 75 tot 20. Hierbij dient te worden aangetekend, dat een aantal particuliere fabrieken overging naar coöperaties, terwijl bovendien enkele coöperatieve fabrieken buiten de provincie fuseerden met Fr. ondernemingen.

De gemiddelde verwerkingsproduktie per fabriek steeg van 10 tot 45 miljoen kg melk per jaar. Een en ander had tot gevolg, dat het aantal bij coöperatieve zuivelfabrieken werkende personen daalde van ruim 4200 in 1954 tot ruim 1700 in 1974. De arbeidsproduktiviteit steeg aanmerkelijk: 1954: 0,18 miljoen kg verwerkte melk per personeelslid, 1974: 0,9 miljoen kg. Ook de melkleverantie door de veehouders steeg aanmerkelijk: de totale aanvoer bij de fabrieken steeg van 43.000 kg tot bijna 140.000 kg per jaar; dit, terwijl het aantal veehouders daalde van plm. 17.500 tot plm. 11.500. Naast deze stijging van de aanvoer staat de stijging van de melkprijs van ruim 23 cent tot 49 cent per kg. Zodoende steeg het totaal, door de coöp. fabrieken uitbetaalde melkgeld van 176 tot 710 miljoen gulden.

Nieuwe ontwikkelingen Het vervoer van de melk in bussen neemt af ten gunste van het transport met rijdende melkontvangsten (tankwagens). De voortgaande mechanisatie op de boerderij maakt het vooral voor de grotere boeren aantrekkelijk om de melk van de melkmachine via een leiding in een gekoelde tank te laten lopen. Het aantal tankmelkende boeren had in 1974 de 1500 reeds overschreden. Voor een groot deel van de veehouders vormt de stroomvoorziening echter nog een belemmering voor een verdere mechanisatie. Een plan tot verzwaring van het elektriciteitsnet zal hierin de komende jaren een verandering ten goede mogelijk maken.

Hoewel de zuivelcoöperaties aanmerkelijk groter zijn geworden en meer veehouders in één organisatie zijn verenigd, is de betrokkenheid van de veehouders bij hun industrie niet minder geworden. Wel is tussen de veehouder en de fabriek over en weer een zakelijker verhouding ontstaan, wat beide partijen ten goede komt. De fabrieken werken voor rekening en risico van de aangesloten veehouders. De beslissingen worden uiteindelijk genomen door het hoogste orgaan, nl. de ledenvergadering. Het beleid wordt bepaald door het uit de leden gekozen bestuur, dat daarvoor verantwoording schuldig is aan de ledenvergadering. De directie is namens het bestuur belast met de dagelijkse leiding van de onderneming.

De aansprakelijkheid van de leden-veehouders en de verplichting om alle melk aan de coöperatie le leveren, hebben geleid tot een gemakkelijke financiering met vreemd vermogen. De ondernemingen hebben in het verleden dan ook op een zeer beperkte schaal eigen vermogen gevormd. Met het meer kapitaalintensief worden van zowel het veehoudersbedrijf als de fabriek, is de behoefte aan eigen vermogen toegenomen. Temeer, omdat ook de veehouders in toenemende mate met vreemd vermogen werken. Het eigen vermogen van de ondernemingen neemt dan ook toe, waarbij vooral het zogenaamde ledenkapitaal

—een mengvorm van eigen en vreemd vermogen
—een belangrijke plaats inneemt. De onderlinge samenwerking tussen de verschillende coöperatieve zuivelondernemingen wordt bevorderd door het overkoepelend orgaan, de Bond van Coöperatieve Zuivelfabrieken in FrL, te Leeuwarden, waarbij alle ondernemingen zijn aangesloten.

Toekomst Ongetwijfeld zal de fusie en concentratie voortgaan en uiteindelijk uitmonden in één Fr. zuivelonderneming. Het aantal veehouders zal blijven dalen, doch de melkproduktie nog verder toenemen. Het tankmelken zal uiteindelijk het bussenvervoer verdringen.

1940/ 1954/ 1960/
1941 1956 1961

Aantal ondernemingen 79 75 70 Aantal fabrieken 79 77 72 Melkaanvoer (in milj, kg) Kaasproduktie 629 750 903 (in milj. kg) -1 47 62 Aantal werknemers —1) 4.200 4.800 Aantal veehouders 17.000 17.600 17.600

1965/
1966 1970 1973

Aantal ondernemingen 44 25 20 Aantal fabrieken 55 41 34 Melkaanvoer (in milj. kg) Kaasproduktie 1.016 1.400 1.516 (in milj. kg) 76 79 111 Aantal werknemers 4.500 2.500 1.700 Aantal veehouders 15.900 14.600 11.600

1) niet bekend.

Drs. H. Algra.

< >