de moordenaar van Gustaaf III, geb. 1761, vroeg als page aan het hof gekomen, vervolgens in de krijgsdienst getreden, uit welke hij 1785 als kapitein zijn ontslag nam. In de woelingen op het eiland Gothland betrokken, werd hij reeds 1760 aangeklaagd wegens majesteitschennis, zonder dat hem echter iets bewezen konde worden.
In het zelfde jaar ging hij naar Stokholm èn nam deel aan eene zamenzwering, waarbij tot den moord van Gustaaf III werd besloten. Hij verlangde zelf met de uitvoering daarvan te worden belast, en werkelijk viel ook het lot op hem. Den 15 Maart 1792 op een gemaskerd bal trof hij den koning meteen doodelijk schot. Dadelijk gevat, weigerde hij volstandig zijne medepligtigen te verraden; 29 April 1792 werd hij ter dood veroordeeld, drie dagen achtereen met roeden gegeeseld, en eindelijk, nadat hem de regterhand afgekapt was, werd hij op eene kar naar het schavot gebragt en onthoofd.