Funerair Lexicon

H.L.Kok (2002)

Gepubliceerd op 31-05-2017

Koetsier

betekenis & definitie

De man die vanaf de bok (zitplaats) van een rijtuig de paarden ment. De kleding van een koetsier op de lijkwagen bestond uit een lange bokjas van glanslaken, geheel gevoerd met zware keperstof.

De jas, die zo lang was dat hij tot ongeveer tien centimeter van de grond kwam, had een grote, platte kraag die kon worden gesloten en opgezet. De jas moest dubbelgesloten zijn. Deze zware uitvoering hield verband met de dikwijls slechte weersomstandigheden en het feit dat de koetsier onbeschermd op de bok zat. De jasversiering bestond uit een brede, enkele vlecht in zwart/ witte uitvoering. De hoofdbedekking uit een dwarssteek met of zonder (struis)veren.

De steek kon van zijde of lakenstof zijn gemaakt, in het midden zat een kleine cocarde. Bovendien droeg hij een zwarte broek, liefst van zware keperstof, zwarte schoenen of zwarte laarzen en zwarte handschoenen. Bij een begrafenis van kinderen of ongehuwden konden er witte handschoenen en een brede witte of zilverkleurige borstvlecht gedragen worden. De lijkwagenkoetsier op een zogenaamde achterlader, een modelkoets die meestal buiten de grote steden werd gebruikt, was meestal iets soberder gekleed. Wel had hij een lange bokjas, maar geen borstvlecht en in plaats van een dwarssteek een hoge hoed. De kleding van de koetsier van de volgkoets of bloemenwagen bestond uit een bokjas of lange zwarte cape, zwarte pantalon, zwarte schoenen en handschoenen, een doffe hoge hoed (vilt) met aan de linkerzijde een kleine cocarde of soms een borstvlecht.