bit 1 zn. 'gebit, mondstuk'
categorie: geleed woord
Vnnl. bit, ghebit 'het bijten, bit' [1607; Kil.]; nnl. een bit, of toom 'mondstuk' [1704; HvH].
Ablautsvorm (nultrap) bij de wortel van het werkwoord bijten, naast de afgeleide variant gebit. Beide vormen in de betekenis 'mondstuk voor een paard' kwamen in de 18e eeuw naast elkaar voor. De vorm gebit is verdrongen door bit, mogelijk onder invloed van Engels bit 'id.' (Middelengels bitte [1340]), een invloed die verklaard wordt door de grote betekenis van de Engelse paardensport.
Fries: bit, byt
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk