Onder de eigenschappen die bij ertsscheiding toegepast worden behoort sinds lang het magnetisme, populair uitgedrukt de eigenschap van veel mineralen om door een magneet aangetrokken te worden. Tot de mineralen die voor magnetisme gevoelig zijn behoren magnetiet, ilmeniet (titaanijzer) en wolframiet.
Voorts is er een serie mineralen die er minder gevoelig voor zijn en de meeste mineralen zijn ongevoelig voor magnetisme, althans zo weinig gevoelig, dat dit in de practijk niet meetelt. Nu is dit magnetisme een middel om zware ertsen, die door de zwaartekrachtscheiding niet uit elkaar te halen waren, toch te scheiden.
Als voorbeeld kan ik tinerts en wolframiet noemen, die soms samen in de tinertsgangen voorkomen. Van deze twee is het tinerts vrij ongevoelig voor magnetisme, het wolframiet daarentegen bijzonder gevoelig.Na drogen worden die ertsen in magneetscheiders gescheiden. De werking van een magneetscheider volgt uit het schema, dat ontleend is aan Schennen-Jüngst, Lehrbuch der Erz-und Kohlenaufbereitung. Men ziet in de schets een magneetscheider in doorsnee, en beide cirkels stellen dus de doorsnee van een paar walsen voor, die tevens de polen van een sterke electromagneet vormen. Het magnetische veld is het sterkst op de verbindingslijn der beide middelpunten. Het is de bedoeling dat het magnetische materiaal door de bovenste rol wordt aangetrokken en daarom bekleedt men de onderste rol met een niet magnetische stof of voert het erts met een dikke transportband er overheen. Het magnetische deel volgt de bovenrol, maar hoe verder het van de verbindingslijn afkomt, hoe zwakker het magnetisch veld en tenslotte valt ook dit er af, natuurlijk weer in een bepaald gootje. En even natuurlijk ontstaat ook hier weer een tussenproduct, dat weer hermalen moet worden en opnieuw gescheiden.
H. R. SCHUTTE