I. beperken, karig toemeten; beknibbelen, bekrimpen, op rantsoen stellen; karig zijn met; with no stinted hand, met milde hand, royaal;
II. stint oneself, zich bekrimpen; stint oneself of, zich ontzeggen;
III. zich bekrimpen, zuinig zijn;
IV. 1. beperking, bekrimping, karigheid; toegedeelde portie; 2. kleine strandloper; without stint, royaal.