I. vergunnen, toestaan, inwilligen, verlenen, schenken; toegeven, toestemmen; God grant it, God geve het!; granted (na: beg pardon), pas de quoi; granted that, toegegeven of aangenomen dat; take for granted, als vaststaand, als vanzelfsprekend, zonder meer aannemen;
II. schenking, concessie, bijdrage, subsidie.