Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 28-02-2022

flush

betekenis & definitie

I. (uit)stromen [vloeistoffen], gutsen; uitlopen, opvliegen; gloeien; blozen;

II. doorspoelen; onderwater zetten; opjagen ’t bloed naar 't hoofd jagen; aanvuren, overmoedig doen worden; gelijkmaken, voegen [een muur]; flushed, ook: verhit; flushed with joy, dolblij; flushed with succes, in de roes van het succes;

III. (plotselinge) toevloed, stroom; opwelling; blos; gloed; roes, opwinding; opgejaagde vlucht [vogels]; suite; uitlopende blaadjes;

IV. overvloedig (voorzien van of), vol [v. water]; rood, blozend; effen, gelijk, vlak; te flush (of money), goed bij kas zijn.

< >