Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

ZEEËGELS

betekenis & definitie

Behoren samen met de zeesterren, zeelelies, slangsterren en zeekomkommers tot de hoofdafdeling Stekelhuidigen of Echinodermata. In de Zeeuwse wateren komen voor de zeeappel (Psammechinus miliaris) en de zeeklit of hartvormige zeeëgel (Echinocdrdium corddtum).

De zeeappel is in sommige jaren een talrijke verschijning langs de Zeeuwse dijken. Ook worden zij vaak door vissers opgehaald en spoelen zij regelmatig aan op het strand. Het dier wordt tot ca. 5 cm doorsnede groot en voedt zich met microscopisch kleine algen, hoewel ook dierlijk voedsel schijnt te worden opgenomen. De zeeklit, door de vissers ook wel zandbal genoemd, komt talrijk voor in het zand van de Noordzeebodem en aan de monding der zeegaten. De dieren spoelen vaak in zeer grote aantallen aan op het strand. Zij betrekken hun voedsel uit het zand, dat zij daartoe opeten. Hierdoor zijn zij vaak geheel met zand gevuld (zandballen!).

< >