Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

NACHTSCHADE

betekenis & definitie

(Solarium). Plantengeslacht met in Zeeland twee wilde soorten: de zwarte nachtschade en het bitterzoet. Beide soorten worden gekenmerkt door een karakteristieke geur en door giftige bessen.

De zwarte nachtschade (S. m'grum; Th.: zwarte kezen'; Sch.; bostappels; Z.B., Z.V1., Th.: bostebeiers; Sch., Z.V1., Z.B.: balletjesvuulte; Z.B., Th., Ph.: koordedansers; Z.B., W.: nachtkaersen) is een overal algemeen voorkomend akkeronkruid met witte bloempjes en zwarte bessen.

Het bitterzoet (S. dulcamara; Z.B., Th., Ph.: koordedansers; Th., Ph.: kwasjes’out; Sch.: kwalster’out; W., Z.B., Sch., Z.V1.: elfrank; Th., W→ Z.B., Sch.D., Z.VL: zoet’out; Sch.: keersen’out) is een overblijvende enigszins houtige klimplant met paarse bloemen en rode bessen. Op de takken werd vroeger gekauwd. Zij smaken eerst bitter, later zoet. Het bitterzoet is een algemene plant in vochtige ruigten en struwelen, met name op voedselrijke grond. Komt ook veel voor in de duinen. Uit Noord-Amerika is in ons land ingevoerd de driebloemige nachtschade (S. triflórum). Deze heeft geelwitte bloemen en veerdelige bladeren.

Zij groeit thans o.a. in de duinen van Voorne en Goeree. Op de Zeeuwse eilanden komt deze soort vrijwel niet voor. Tot dit geslacht behoren ook de aardappel (S. tuberósum) en de tomaat (S. lycopérsicum).