(Middelburg, 11 febr. 1863-Middelburg, 16 nov. 1932). Officier van de mariniers.
Werd op 2 augustus 1883 benoemd tot officier; ging op 1 januari 1919 als luitenant-kolonel van de mariniers met pensioen. Was van 1919 tot 16 november 1932 voorzitter van de padvindersbeweging te Middelburg; van 1 januari 1926 tot 16 november 1932 waterconsul van de ANWB te Middelburg, voorts erelid van de sociëteit St. Joris te Middelburg; onderscheiden met het ereteken voor belangrijke krijgsverrichtingen met de gesp van Atjeh en ridder in de Orde van Oranje-Nassau.