Familie: Sulidae Jan van genten (Morus, Sula)
Jan-van-genten zijn weinig schuwe vogels, die zich op het land onbeholpen voortbewegen. Het zijn echter uitstekende luchtacrobaten, die we langs de kusten van alle wereldzeeën kunnen tegenkomen. Hun kolonies worden meestal goed bewaakt en vaak planmatig geëxploiteerd. Ze laten zich van 30-40 m hoogte in een stootduik in het water vallen, en duiken soms 20 m diep. Evenals bij pelikanen wordt de klap op het water verzacht door onderhuidse luchtkussens. Deze verlagen het soortelijk gewicht, waardoor de vogels hoog op het water drijven.
Ze vangen overwegend vis. In hun jeugd zwerven ze vaak over duizenden kilometers van hun broedgebied naar hun overwinteringsgebied, waar ze vaak 2-3 jaar blijven, tot ze geslachtsrijp zijn. Oudere vogels trekken minder ver weg. Ze zijn zeer sociaal en men ziet ze steeds in groepsverband. In de broedtijd verzamelen ze zich in kolonies van tienduizenden paren op kleine rotseilandjes. Hier laten ze ook hun rauwe, krassende roep horen, die bij sommige tropische soorten alleen aan het wijfje toebedeeld is.
De nesten van aarde en zeewier liggen dicht opeen. Twee tropische soorten nestelen in bomen. Toch liggen de nesten zover uiteen, dat de vogels elkaar niet kunnen raken. De balts bestaat bij de jan-van-gent, die zeer goed bestudeerd is, uit een aantal uitdrukkingsbewegingen, zoals kophoogstrekken, vleugelklepperen, buigen en snavelpareren, waarbij de partners tegenover elkaar staan.
Een bekende kolonie bevindt zich op Bass Rock, aan de oostkust van Schotland, waar 10.000 paren broeden. Op het eiland St. Kilda, voor de Schotse westkust broeden er zelfs 17.000-18.000. De wereldpopulatie van deze soort werd, nadat de aantallen sterk waren geslonken door exploitatie van de kolonies, in 1949 geschat op 100.000 paar. De jan-van-gent legt één ei, dat hij met de voeten uitbroedt, omdat hij evenals alle andere jan-van-genten de broedvlek aan de buik mist. Het jong wordt 9 weken door de ouders gevoerd, waarna ze hem in de steek laten.
Hij moet dan nog twee weken vasten, voor hij volgroeid is. Als ze proberen de zee te bereiken, verongelukken er vele. Pas na nog twee weken worden de jongen zelfstandig en leren stootduikend aan de kost te komen. Bij de maskerrotspelikaan nemen de partners bij de balts beurtelings stenen in de bek. De roodvoeten de abbotts-rotspelikaan nestelen in bomen. Van de eerste zijn een aantal kleurfasen bekend.
Bij de blauwvoetrotspelikaan stapt het baltsende mannetje met opgeheven staart heen en weer, deponeert nestmateriaal voor het wijfje op de grond en toont opvallend zijn helderblauwe zwemvliezen. De guanorotspelikaan is van grote economische betekenis, als belangrijkste leverancier van de waardevolle guano.