In de Oudfr. periode vormt de Lauwers de voornaamste dialectgrens. Het
O.F., dat tot de rechteroever van de Weser reikt, kent in de verschillende gouwen nog weer dialectische groeperingen. In plaats van O.F. zegt men ook Oostfries.
Zie: W. L. v. Helten, Altostfriesiscke Grammatik (1890).