Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Wichers

betekenis & definitie

Groninger Regentenfamilie. Van Wicher Rotgers (1584-1648/9) stammen drie takken af; in 1817 en 1910 werden leden van de eerste en tweede geadeld.

De eerste linie begint met Johannes (Rotgers) Wichers (1616-1667), die met een Gockinga (zie Gockinga II en III) trouwde en toegang tot het raadscircuit kreeg. Hendrik Ludolf Wichers (1747-1840) was een achter-achterkleinzoon. Hij was de zoon van Arend Ludolf Wichers (1709-1759), burgemeester van Groningen, en Wibbina Gerlacius. Hendrik Ludolf promoveerde te Groningen in de rechten (1770). Tussen 1778 en 1795 bekleedde hij bestuursfuncties op stedelijk, gewestelijk en landelijk niveau. In 1794 publiceerde hij Verklaring van het Tractaat van Reductie.

Als oranjeaanhanger was hij tussen 1795 en 1802 ambteloos; daarna werkzaam voor ‘s lands financiën, landdrost van Groningen en prefect van het departement van de Westereems. Van 1815 tot 1820 was hij directeur-generaal indirecte belastingen.Johannes' broer Abraham (Rotgers) Wichers (1620-1656) was secretaris der stad Groningen, gezworene en raadsheer. Zijn vrouw was een Drews. Hun afstammelingen tellen o.a. twee burgemeesters en een stadssecretaris. Abrahams achter-achterkleinzoon Hillebrand Jacob Wichers (1738-1813) werd advocaat, maar geen raadsheer meer. Hij was ontvanger der collaterale successiën (1783), later kwartierdrost van Groningen.

Op Johannes’ en Abrahams broer Wicher Wichers (ca. 1632-1686/92) gaat de derde familietak terug. Zijn huwelijk met een Eeck en zijn nageslacht met meisjes Alting en Aldringa wijzen op connecties met het regentenpatriciaat. De achterkleinzoon Johan Wichers Lzn (1740-1818) was jurist, werd gezworene, ontvanger der collaterale successiën, later raadsheer (1783). In 1795 afgezet en later lid van het Departementaal Bestuur (1801), drost van Hunsingo; lid van het gemeentebestuur van Groningen onder Lodewijk Napoleon, in 1814 een van de vier burgemeesters der stad.

[Feenstra]

Lit.: Hempenius-Van Dijk, Weeskamer, P.J. van Winter, De lijsten der hoogstaangeslagenen in het departement van de Westereems II ('s-Gravenhage 1955).

< >