Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Tramwegen

betekenis & definitie

Het tramverkeer in Groningen is begonnen in 1880 met de opening van de paardentramlijn in de stad, een particulier initiatief van enkele Brusselse ondernemers. In 1906 werd dit bedrijf uiteindelijk door de gemeente Groningen overgenomen, waarbij de paardentramlijn omgebouwd werd tot een elektrisch tramnet.

Vanuit de regio kwamen nog twee andere paardentramlijnen aan de rand van de stad: de uit 1892 stammende Tramwegmaatschappij Zuidlaren-Groningen en de in 1896 opgerichte Tramwegmaatschappij Groningen-Paterswolde-Eelde. Ook in de provincie waren een aantal paardentramlijnen te vinden. De oudste en langste lijn was die van de Eerste Groninger Tramway Maatschappij, die vanaf 1880 aangelegd werd tussen Zuidbroek-Veendam-Stadskanaal-Ter Apel. Daarnaast waren er de Tramwegmaatschappij Winsum-Ulrum (1897-1921) en de Tramwegmaatschappij Winschoten-Bellingwolde (1900-1914). De meeste van deze bedrijven legden zo rond WOI het loodje door de enorm gestegen voerprijzen voor de paarden en de mobilisatieproblemen. De Tramwegmaatschappij Groningen-Paterswolde-Eelde probeerde het probleem in 1921 nog op te lossen door een vrachtautotrekker voor de tram te zetten; dit heeft tot 1929 geduurd. Hierna werden er, net als na 1920 op de lijn van de Eerste Groninger Tramway Maatschappij, bussen ingezet.Stoomtrams zijn er voornamelijk in Oost-Groningen geweest. In 1882 werd de Stoomtrammaatschappij ‘Oldambt’, later Oldambt-Pekela, opgericht. Ter Apel kreeg in 1907 twee tramverbindingen met Drenthe dankzij de Dedemsvaartsche Stoomtram Maatschappij en de Eerste Drentsche Stoomtrammaatschappij. Vanaf 1915 reed de stoomtram van Stoomtramwegmaatschappij Oostelijk Groningen van Winschoten naar Ter Apel, na 1919 ook van Winschoten naar Delfzijl. Door de economische crisis van de jaren ’30 was de stoomtram in een aantal gevallen niet meer rendabel; Oldambt-Pekela hield het in 1936 voor gezien en verkocht materieel en spoorbaan. Nog in 1939 werd de ‘buitenlijn’ Groningen-De Punt van de Gemeentetram Groningen opgeheven en opgebroken.

In 1940 zou ook Oostelijk Groningen als trambedrijf opgeheven worden, maar WOII zorgde voor een tijdelijke opleving. Door het wegvallen van de autobus en het nog voorhanden zijn van relatief goed trammaterieel kon dit bedrijf nog door de oorlog komen. In 1947 was alles echter te versleten voor gebruik. Investeringen in nieuw trammaterieel werd te duur gevonden; dit betekende het einde van de stoomtram. Ook het stadsnet in Groningen hield het niet veel langer uit: daar reed in 1949 de laatste tram.

[Timmer]

Lit.: G.R. de Weger en A. Jansen, Stoomtramwegmaatschappij Oostelijk Groningen 1915-1948 (Haarlem 1999); A. Buursma e.a., Met bus, trein en tram door 't Wold en 't Oldambt (Bedum 1996); A.E. van Bergen en H. van Zandbergen, Van stoomtram tot DVM (Amsterdam en Dieren 1985); J.S. Giezen, De geschiedenis van de NV Stoomtramwegmaatschappij Oldambt-Pekela (Scheemda 1982); R.G. Klomp, De Eerste Groninger Tramway Maatschappij: de geschiedenis van de paardetram in de Veenkoloniën (Stadskanaal 1980); H. Zandbergen, E.J.

Broekema en A. Jansen, De stoomtrams van Drenthe en Oost-Groningen (Rotterdam 1972); J. Mulder, Tram en bus rond de Martini (Leiden 1970).

< >