Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Putten

betekenis & definitie

1. Openbare drinkwatervoorzieningen in de Groninger straten tot in de tweede helft van de 19de eeuw; toen werden veel putten gesloten, en na verloop van tijd gedempt, om verbreiding van epidemieën tegen te gaan.

Bekende stad-Groninger putten waren o.a. de St.-Jansput, de Waelput of Kinderput in ‘het wijde’ van de Herestraat en de put in het Hoogstraatje, waarvan verteld werd dat deze dieper was dan de Martinitoren hoog. Ook als de laatste omviel zou de kop van het paard (windwijzer) tot aan de rand van de put in de Zwanestraat komen.2. Particuliere putten (bij woonhuizen), in gebruik voor de komst van de waterpomp. Men meende het water zuiver te kunnen houden door een of meer kikkers in de put te werpen.
3. Kloosterputten, ook wel kloosterdobben genoemd. Deze zouden water met een genezende werking geven. N. Westendorp wees in 1836 op drie van deze ‘heilige bronnen’; op een wierde bij Jukwerd waar het Nijenklooster gestaan heeft (hier stond het water zomer en winter even hoog, boven het water in de omgeving) en de inmiddels verdwenen putten bij de kloosters bij Termunten en het Oldenklooster bij den Dam.

Lit.: G. Overdiep. ‘Putten en pompen in de stad Groningen’, GVA 1982-1983, 52-64; Ter Laan, Volksleven II.