(Arnhem 1822 - Utrecht 1897)
Kunstschilder. Leerling van de Koninklijke Academie te Amsterdam (18401848), waar hij in 1852 ‘hulponderwijzer’ werd. Van 1857 tot 1895 werkzaam als ‘hoofdonderwijzer’ (= directeur) bij Academie Minerva, met een korte onderbreking in 1864/1865 toen hij een foto-atelier dreef. Egenberger gaf eveneens les aan de Rijkskweekschool (tot 1864) en de Rijks HBS voor meisjes (vanaf 1872). Hij schilderde vier professorenportretten voor de galerij in het nieuwe Academiegebouw van de Groninger Universiteit. Actief in het Groninger kunstleven en ontwierp ondermeer toneeldecors en kostuums voor studentenmaskerades.
Exposeerde in 1843, 1862 en tussen 1871 en 1892 regelmatig bij Pictura, waar hij ook bestuursfuncties vervulde; in 1894 benoemd tot erelid. Egenberger schilderde tot halverwege de jaren ‘70 voornamelijk historiestukken; daarna meer portretten en scènes uit het dagelijks leven. Zijn stijl ontwikkelde zich van academisch-romantisch, met heldere kleuren en sterke licht-donker contrasten, naar een aan de Haagse School verwante schildertrant, met een soberder coloriet. Won in 1868 met een i.s.m. de architect P. Schenkenborg van Mierop gemaakt ontwerp de eerste prijs in een wedstrijd voor een monument voor Graaf Adolf van Nassau te Heiligerlee. De door Egenberger ontworpen beeldengroep werd uitgevoerd door de Belgische beeldhouwer Joseph Geefs.
Lit.: P.A. Scheen, Lexicon Nederlandse beeldende kunstenaars 1750-1880 ('s-Gravenhage 1981) 134: J.A. Feith, ‘J.H. Egenberger’, GVA 1898, 90-95; J.J. Heij, ‘J.H. Egenberger (1822-1897)’ in: Zes Groninger Kunstenaars (Groningen 1984) 58-59.