Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Duymaer van twist, albert jacob

betekenis & definitie

(Puttershoek 1775 - Groningen 1820)

Jurist. Studeerde in Leiden en promoveerde daar in 1796 in de rechten. Al vanaf 1797 hoogleraar aan het Athenaeum in Deventer. In 1802 volgde zijn benoeming in Groningen voor het onderwijs in het Romeinse recht. Dit zag hij niet als doel maar als een noodzakelijke voorbereiding en als middel tot vorming van de jurist. Met F.A. van der Marck en S.

Gratama verzette hij zich tegen de overheersing van het Romeinse recht in het onderwijs en in de juridische praktijk. Hij was een vernieuwer, omdat hij opkwam voor de zelfstandige beoefening van het oudvaderlandse recht. Sinds 1804, na het overlijden van J. Cannegieter, doceerde hij ook het Gronings, Drents, Overijssels en Fries recht. Hij wees in de verwarrende situatie in de Republiek der Verenigde Nederlanden het Romeinse recht aan als subsidiair recht. Sinds de invoering, in 1809, van het Wetboek Napoleon ingerigt voor het Koningrijk Holland, achtte hij het de taak van de hoogleraren dit wetboek voor studenten te verklaren.

In zijn rectorale rede van 1809 betoogde hij dat door dit wetboek het Bataafse volk in nauwe band was vereend. Het afschaffen van het ‘onzekere’ oude vaderlandse recht als enige rechtsbron zag hij toch als een zegen. De invoering van de Nederlandse Code Napoléon betekende volgens hem niet een volkomen breuk met het verleden. Dit wetboek sloot immers aan bij en steunde op het oude recht en hield het juiste midden tussen revolutionaire vernieuwing en oude rechtstraditie. De moderne jurist, zo was zijn conclusie, moet putten uit deze bron, die de wetgever met uitsluiting van andere heeft aangewezen. In plaats van het Romeinse recht diende men voortaan het oude vaderlandse recht te raadplegen bij onduidelijkheid of ontoereikendheid van het nieuwe wetboek.

Zo betrok Duymaer van Twist in zijn algemeen geroemde colleges over het hedendaagse recht toch ook weer de oudvaderlandse rechtsbronnen. Hij gold als een van de beste uitleggers en toepassers van het burgerlijk recht en werd zelden voorbijgegaan als scheidsman en deskundige ‘in voorkomende en gevreesde geschillen’.

[Linssen]

Lit.: Boeles, ‘Levensschetsen’, 109-110; NNBW III, 1254: A.J. Duymaer van Twist, "Waarop de leeraar van het Nieuw Burgerlijk Wetboek ter bevordering van ’s Konings heilzame bedoelingen te letten hebbe’. Rede van 12 oktober 1809’ in: S. Gratama’s Regtskundig magazijn nr. XXII, 367-400.

< >