Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Bouman, pieter jan

betekenis & definitie

(Batavia 1902 - Groningen 1977)

Socioloog en historicus. Studeerde aan de Nederlandse Handels-Hoogeschool te Rotterdam. Als leraar aan de hbs te Middelburg behaalde hij de akte MO Geschiedenis. In de jaren ’30 stond hij een nationaal-socialisme voor dat een sociale harmonie zou brengen, een sterk centraal staatsgezag en een nationale economie. In 1941 uitte hij de wens dat naast de politieke Tweede Kamer een Corporatieve Kamer zou komen. Hij heeft zich later van deze gedachten gedistancieerd.

Om de doorbraak in het politiek verzuilde Nederland te bereiken werd hij lid van de Nederlandse Unie en om dezelfde reden sloot hij zich na de oorlog aan bij de PvdA. Na de bevrijding werd hij economisch adviseur van het Militair Gezag.

Via de economische geschiedenis - hij promoveerde in 1931 bij Z.W. Sneller op Rotterdam en het Duitse achterland 1831-1851 heeft hij zijn weg gezocht in de toen nog jonge wetenschap der sociologie, geïnteresseerd als hij was in de historische ontwikkeling van de samenleving. Het doel van de sociologie was naar zijn inzien dan ook de maatschappelijke werkelijkheid te analyseren. Dat zou ook blijken uit het onderwerp van zijn inaugurele oratie over ‘Sociale spanningen’ (1946) te Groningen. Daar was hij benoemd tot hoogleraar aan de faculteit der rechtsgeleerdheid voor de sociologie met inbegrip van de grondslagen van het maatschappelijk werk. In zijn colleges behandelde hij bij voorkeur problemen van arbeid en bedrijf.

Vanaf 1947 organiseerde hij, van origine immers econoom, bekwaam de nieuwe faculteit der Economische Wetenschappen. In de sociologie entameerde hij veldonderzoek. In 1950 nam hij de leiding bij de opzet van de studierichting sociologie. Het Academisch Statuut van 1963 erkende de Faculteit der Sociale Wetenschappen, officieel de Verenigde Faculteiten der Letteren, Rechtsgeleerdheid en de Economische Wetenschappen. Tot 1964 was Bouman daar voorzitter van.

In zijn algemeen gewaardeerde boeken zoals Van Renaissance tot Wereldoorlog (1938) probeerde hij inzicht te geven in zowel de historische ontwikkeling als in de huidige werkelijkheid van de maatschappij. Zijn Revolutie der eenzamen (1953) dat 34 drukken beleefde en in vele talen werd vertaald, is een documentaire met toegevoegde moraal. Daarin trachtte hij de werkelijkheid uit te beelden via de ‘filmische methode’ om zo tragiek, paradox en absurditeit van de maatschappelijke werkelijkheid te belichten. Dat kwam hem te staan op fundamentele kritiek van historici als W. den Boer, P. Geyl, A. Romein-Verschoor en J.

Rogier. Het boek behoorde met Vijfstromenland (1958) en Een onzer dagen (1965) tot wat zijn trilogie is genoemd.

Hij was een veelgevraagd spreker en een uitstekend docent, zoals blijkt uit zijn veelgebruikte inleidingen en handboeken zoals Leerboek voor economische geschiedenis (1939) in 1956 getiteld Economische en sociale geschiedenis in hoofdlijnen - en zijn Sociologie, begrippen en problemen, het eerste volwassen Nederlandse leerboek voor sociologie (1940), herhaaldelijk herdrukt, in 1966 herschreven als Fundamentele sociologie. Zijn Algemene Maatschappijleer beleefde in 1965 de tiende druk.

[Linssen]

Lit.: BWN II, 56-58; C.D. Saal, ‘In memoriam Dr. P.J. Bouman’. Jaarboek RUG 1976-1977, 46-48.

< >