Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Bierum

betekenis & definitie

Gron.: Baaierm.

Wierdedorp ten N. van Appingedam, gelegen in de gemeente Delfzijl. De wierde wordt vanaf omstreeks 600 v.Chr. al bewoond. Tot 1990 was Bierum de hoofdplaats van de gemeente Bierum. Hiertoe behoorden voorts: Spijk, Hoogwatum, Nieuwstad, Vierhuizen, Tweehuizen, Nooitgedacht, Dekkershuizen, Godlinze, Losdorp, Arwerd, Nijenklooster, Oldenklooster, Krewerd, Holwierde en Nansum. Het dorp ligt aan het Bierumermaar, dat via de Groote Heekt uitmondt in het Damsterdiep.

De hervormde kerk uit het tweede kwart van de 13de eeuw met 14de-eeuws gotisch koor bezit een oudere toren, die samen met de flankerende delen van de kerk een gereduceerd westwerk vormt. De toren wordt door een zware steunbeer gestut. De kerk herbergt veel gewelfschilderingen. In de noordmuur bevindt zich een unieke sacramentsnis die ook van buitenaf kan worden gezien. De preekstoel dateert van omstreeks 1650, de rouwborden dateren van 1753 en 1765. Het is gebouwd door orgel Frans Caspar Schnitger, 1792.

De gereformeerde kerk dateert van 1890. Zij is door een aanbouw aan de voorgevel en een nieuwe inrichting ontsierd.

Bij het dorp stond de borg Luinga, bekend door zijn zware toren. In de 17de eeuw woonden er de heren Van Berum; in 1756 kwam het geslacht Van Maneel. De borg werd gesloopt in 1825.

In de 13de eeuw Berum = bij de huizen (bere = huis, schuur). Schimpnamen voor de inwoners: Biertunnen, Gortpenzen, Goldpaanzen en Dikke Brommers.

Lit.: E. de Boer, L.E. Bos en O.T. Mulder-Steenbrink (red.), Het Bierumer boerderijenboek. Een bijdrage tot de geschiedenis van noordoost-Fivelingo (Scheemda 1996); Gedenkboek uitgegeven bij het 150-jarig bestaan van de Gereformeerde Kerk Bierum-Holwierde (Bedum 1994); Formsma, Ommelander borgen en steenhuizen, 78-82.