Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Bedum

betekenis & definitie

Gron.: Beem.

1. Gemeente ten N. van de stad Groningen; opp. 44,55 km2 met 10.649 inwoners (1998). Zij omvat de dorpen Bedum (gemeentehuis), Onderdendam, Noordwolde en Zuidwolde en de gehuchten Ellerhuizen, Het Reidland, Het Roodewolt, Lutjewolde (deels), Menkeweer, Onderwierum, Sint Annerhuisjes, Ter Laan en Westerdijkshorn.

Bij de gemeenteraadsverkiezingen van maart 1998 was de uitslag: CDA 28,1%, PVDA 20,9%, Gemeentebelangen 19,%, GVP 15,4%, D66 8,3% en VVD 8,3%. De zestien raadszetels werden als volgt verdeeld: CDA vier, PVDA vier, Gemeentebelangen drie, GPV drie, D66 één en VVD één.

2. Dorp ten N. van de stad Groningen, hoofdplaats van de gelijknamige gemeente; gelegen ter weerszijden van het Boterdiep aan de spoorlijn Groningen-Delfzijl met een NS-station. Na WOII werd Bedum meer en meer een forenzendorp van de stad Groningen.

Rond het jaar 1000 was hier de geloofsprediker Walfridus werkzaam; hij ontgon hier volgens overlevering land en werd er door de Noormannen vermoord. Walfridus en zijn zoon Radfridus werden oorspronkelijk vereerd in twee houten grafkapellen; later werd de kapel van Walfridus vervangen door een stenen kerk die uitgroeide tot de huidige kerk. De kapel voor Radfridus, eveneens vervangen door een stenen kapel, was in de 17de eeuw al vervallen tot een ruïne en is volledig verdwenen.

De hervormde kerk, oorspronkelijk gewijd aan Maria, Paulus en Walfridus, is omstreeks het midden van de 11de eeuw met de toren als driebeukige tufstenen kruiskerk gebouwd. De bedevaarten noodzaakten tot het vergroten van de kerk. Aan het eind van de 15de eeuw is de zuiderzijbeuk toegevoegd; in het eerste kwart van de 16de eeuw volgde de bouw van een imposant hoogkoor met omgang. Teruggang in de bedevaarten, brandschade in 1536 en ernstige verzakkingen leidden ertoe dat het koor omstreeks 1600 verdween. Na de restauratie van 1995-97 zijn de contouren van omgangsmuur en pijlers van het koor op het kerkhof aangegeven. Uitgezonderd enige waardevolle grafzerken bevat de kerk geen inventaris van betekenis; bouwhistorisch is zij evenwel uiterst belangwekkend. De toren (met gereduceerd westwerk) is de scheefste van Nederland.

De r.-k. kerk van Maria ten Hemelopneming is in 1880-81 volgens ontwerp van A. Tepe gebouwd. De steunberen zijn aan de binnenzijde van de schipmuren geplaatst. De neogotische inrichting is grotendeels nog aanwezig. De gereformeerde Goede Herderkerk is in 1938 naar ontwerp van E. Reitsma en A. Wiersema gebouwd.

De borgen Schultinga en Folkerda zijn al lang afgebroken, de eerste rond 1730, de laatste werd in 1799 op afbraak verkocht. De heerd Alma, voor het eerst vermeld in 1626, is nu nog te herkennen in het voorhuis van een boerderij.

De plaatsnaam is wellicht ontstaan uit Bedahem = woonplaats van Beda (mansnaam). Schimpnamen voor de inwoners: Geutslikkers, Gortlikkers, Kreuskraben, Klontstippers en Spouken.

Lit.: P.B. Kooi, ‘Het archeologisch onderzoek in de Walfriduskerk van Bedum’, Groninger Kerken 14 (1997) 5-14; R. van Schaïk, ‘Bedum’ in: P.J. Margry en C.M.A. Caspers (red.), Bedevaartplaatsen in Nederland, I: NoordNederland (Hilversum 1997) 189-195; J.T. Possel, M. van der Werff en J.B. Wolters, Bedum: gemeentebeschrijving (Groningen 1991); Formsma, Ommelander borgen en steenhuizen, 62-72; R. van Schaïk, ‘De Sint-Walfriduskerk van Bedum.

Opbouw en verval van een monument’, Groninger Kerken 4 (1987) 28-39; Restauratie Walfriduskerk Bedum (Bedum 1986); R. van Schaïk, Walfridus van Bedum; een duizend jaar oude Groninger overlevering (Groningen 1985); A. van Dongen en J. Dijkema, Bedum door de jaren heen (Groningen 1983); O.J. Nienhuis, De historie van de parochie van Maria ten Hemelopneming te Bedum 1594-1981 (Bedum 1982); D.P. van Dis en F. Jonkman, Bedum in oude ansichten (Zaltbommel 1971-1977).