Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Arbeidsbureaus

betekenis & definitie

Instellingen die bemiddelen bij vraag en aanbod van arbeid. Het arbeidsbureau Groningen werd als eerste noordelijke arbeidsbeurs opgericht in 1907.

Het betrof een gemeentelijke instelling. Al vrij snel werd een centrale rijksarbeidsbeurs opgericht in ‘s-Gravenhage, waar ook het district Groningen onder viel, met de districtsbeurs in de stad Groningen. Pas in 1931 kwam er in Winschoten een tweede districtsbeurs bij.Het principe van deze beurzen is eenvoudig: werklozen kunnen zich tot de beurs wenden met de vraag of er nog werk is, werkgevers kunnen bij het werven van personeel te rade gaan bij deze instellingen. De beurs in Groningen werkte al in de jaren ’30 mee aan het bemiddelen van mensen om te werken in Duitsland. Na 1933 was dat een zeer omstreden activiteit. Tijdens de bezetting zetten de Duitsers dit in verhevigde mate voort en vormden de arbeidsbureaus instrumenten voor de organisatie van de Arbeitseinsatz, ter vervanging van gemobiliseerde Duitse arbeiders.

Na de oorlog kende Nederland een strak centraal sociaal-economisch beleid. Daarin speelden de arbeidsbureaus een belangrijke rol. De directeuren van de gewestelijke arbeidsbureaus (in Groningen: de stad, Delfzijl en Winschoten) waakten over eventuele ontslagen en beoordeelden de rechtmatigheid daarvan, bijgestaan door commissies van advies, bestaande uit gemeentelijke vertegenwoordigers, de arbeidsinspectie en werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers. Begin jaren ’80, met het snel oplopen van de werkloosheid, stapten de arbeidsbureaus af van hun werknemer-georiënteerde werkwijze: de werkgevers moesten beter worden bediend. Erg succesvol bleek deze nieuwe koers niet, waarna deze dienst van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid slachtoffer dreigde te worden van de grote bezuinigingsoperaties van het rijk. Om dat te voorkomen werd de tripartisering bedacht: het met ingang van 1990 onder de vleugels brengen van een bestuur van overheids-, werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers.

De prijs die de betrokkenen daarvoor dienden te betalen was de volledige liberalisering van de arbeidsbemiddeling, vooral tot uiting komend in de explosieve groei van het uitzendwezen. Die eerste vier jaar werden verder gekenmerkt door een extreme mate van decentralisatie. Het Regionaal Bestuur Arbeidsvoorziening Groningen kon daardoor eigen accenten zetten (het outplacementproject bij Silenka, de langdurige weigering om het fenomeen banenpool toe te staan in de marktsector en de versterking van de positie van de vakbonden bij de Europese financiering van scholingsprojecten). Inmiddels zijn de arbeidsbureaus sterk afgeslankt en hebben zij competenties moeten afstaan aan de gemeentebesturen. Het is zelfs de vraag welke nuttige rol het arbeidsbureau in de toekomst nog zou kunnen spelen.

[Zanen].