Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Gepubliceerd op 05-09-2022

Spaß, späße

betekenis & definitie

scherts, grap, plezier; das macht mir Spaß dat amuseert mij; daar heb ik plezier in; keinen Spaß verstéken, geen gekheid verstaan; ihm vergeht der Spaß, het wordt ernst voor hem; ein teurer Spaß, een duur grapje; das geht über den Spaß, dat gaat te ver; zum Spaß, voor de grap.

< >