Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Gepubliceerd op 05-09-2022

Geben

betekenis & definitie

(gab; gegeben), geven; von sich geben, teruggeven,

uitspuwen; keinen Laut von sich geben, geen kik geven; darauf gebe ich nichts, daar geef ik niets om, dat kan me niets schelen; es gibt einen Gott, er is een God; es gibt solche, zo zijn er; es gibt heute noch Regen, er komt vandaag nog regen; es gibt Prügel, er vallen slagen; es einem geben, iem. van antwoord dienen; er op los slaan; das war gut gegeben, goed geantwoord; das gibt’s hier nicht, dat bestaat hier niet; ich gäbe viel darum, wenn ich es wüßte, ik gaf er wat om, als...; ich werde es dir geben!, ik zal je krijgen!; was gibt’s?, wat is er?; es wird sich schon geben, het zal wel terecht komen; sich in etwas geben, zieh in iets schikken; etwas auf sich geben, zich zelf in ere houden.

< >