bijster, leelijk, onfatsoenlijk, onstuimig: de weg biester, ik was in de biester of op 'n biester − in de war, verdwaald, de kluts kwijt, ook van iemand die ijlt of van 't "verstand" is; op 'n biesteren kommen, (R.wold) = an 't dwelen raeken (Dwingeloo enz.); 'n biester slag van een meisje (Zuidwolde); neet doon, 't steet biester! (Zuidwolde); biester weer (Zuidlaren). Ook klein: 't helpt oe 'n biester luttien (ZW.-Dr.), en biester beetie(n) (R.wold, Eext) = een benauwd beetien (R.wold) en kleinigheid: 't helpt je gien biester (Borger).
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk