Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

Gepubliceerd op 13-06-2019

torenspitsen

betekenis & definitie

Puntig toelopende bekroning van een toren, in steen of in hout, bekleed met leien en lood. De doorsnede is kegelvormig of piramidaal, vierkant (romaans) of acht- of meerhoekig. Doorgaans is de doorsnede van het achtkant zo, dat vier zijden ervan evenwijdig lopen aan de vier zijden van de torenromp.

In een enkel geval staat de spits zo, dat alle zijden van het achtkant 221/2∞ gedraaid staan ten opzichte van de torenromp. Vier hoekkepers van de spits staan dan in het midden van de zijden van de torenromp, de andere vier komen overeen met de diagonale van de vierkante doorsnede van die romp. Als onderscheid zullen wij deze vorm hierna een overhoeks achtkant noemen.Als de achtkante spits zonder overgang op de vierkante torenromp rust, is er soms een omgang met een borstwering of balustrade rond de voet van de spits.

Dan moet er een waterdichte vulling tussen het metselwerk en het achtkant zijn. In sommige gevallen is daartoe in het metselwerk een gewelfvormige overgang gemaakt. Meestal is er een overgang van vierkant naar achtkant gevormd in het timmerwerk van de voet van de spits.In sommige gevallen is aan de binnenzijde van de torenromp de muur een meter of meer opgetrokken waarop de torenspits is gebouwd, zodat er rond de spits een omgang overblijft.De overgang van de vierkante voet naar het achtkant van de spits kan op verschillende wijzen zijn opgelost.

Bij de eenvoudigste vorm staan de acht hoekkepers aan de buitenzijde van de torenromp.

Van de hoekpunten van de muurkroon zijn aanlopers naar de hoekkepers aangebracht. Zo ontstaat een ‘schoot’ aan de voet van de overhoeks geplaatste vlakken van de spits, een driehoekig vlak met de punt naar beneden.

De horizontale snijlijn tussen de schoot en het vlak van de spits vormt een knik. De vlakken, die overeenkomen met de opgaande zijden van de vierzijdige torenromp, lopen als één vlak van de muurkroon tot de spits. Wij noemen deze spitsvorm overhoeks ingesnoerd.

De helling van de vlakken van de spits en van de schoten is bepalend voor het aanzien van de spits. De schoten kunnen over betrekkelijk geringe hoogte gemaakt zijn, maar beslaan soms een vrij grote hoogte.

Soms verloopt de overgang van het schild van de spits naar de schoot geleidelijk en is de schoot hol.

Dit zou men een overhoeks hol ingesnoerde spits kunnen noemen.De acht hoekkepers kunnen ook meer naar binnen staan t.o.v. de buitenzijde van de torenromp. Wanneer de voet van de spits dan wél overeenkomt met die van de bovenkant van het metselwerk, ontstaat ook een knik in de vlakken van de spits die corresponderen met de zijden van de torenromp. Wij noemen dat een alzijdig ingesnoerde spits.

De hoogte van die insnoering is ook weer bepalend voor het aanzien van de spits, evenals de afstand van de voet van de hoekkepers tot de buitenkant van de romp.Soms zijn ook bij een alzijdig ingesnoerde spits de overgangen van de vierkante plattegrond naar het achtkant vloeiend, zodat de schoten gebogen vlakken zijn.Af en toe is de overgang van het vierkant naar het achtkant geformeerd door van de hoek van het vierkant diagonaal een hoekkeper tegen de achtkante spits op te laten lopen. Er ontstaat dan als het ware een doorsnijding van een vierkante spits of piramide met een achtkante spits. Deze vorm komt vooral voor in Noord-Brabant en het aansluitende deel van Vlaanderen.

In Limburg (b.v.

Margraten) komt een overhoekse achtkante spits voor, die aan de voet een piramide doorsnijdt.Vrij weinig komt de achtkante spits op een achtkante torenromp of op een cirkelvormige grondslag voor. Dit laatste is vooral het geval bij kastelen en stadsverdedigingswerken.

De beide torenspitsen van de Cellebroerspoort in Kampen zijn twaalfkant, de westelijke toren van de Nobelpoort in Zierikzee heeft een zestienkantig uiterlijk, maar dat is niets anders dan een ‘opgedikt’ achtkant.Stenen torenspitsen komen sinds midden XIIIvoor, met hogels op de hoekribben. In XIV en XV komen er voor die doorzichtig zijn opgetrokken, zoals in Freiburg, Esslingen, Ulm en Straatsburg. In Vlaanderen en Nederland is nog een aantal stenen achthoekige torenspitsen bewaard gebleven, zoals in Brugge, Kapelle (Z.), Delft (alle drie met gemetselde hoektorentjes), Medemblik (N.H.), Surhuizum (Fr.) en Onstwedde (Gr.).

Die in Schildwolde (Gr.) is eveneens achthoekig, maar heeft driehoekige opgaande topgevels.