Dat drukt uit, zy is bevangen met argwaan, en quaad vermoeden. Hoe past dat daar op? Zoude het niet willen zyn achterkoutzig, van kouten, praaten, gelyk koozen van kouten gevormt is, om dat zulke achter koussige zich altoos inbeelden, dat men achter af van hen nadeelig kout en snapt.
Hier om pogen zy elk te beluisteren. Doch men leze wat de wyste Koning zegt, Prediker 7: 21, 22. Het zelve is achterdochtig, dat is achterdachtig, die nadenken, of achterdenken heeft.