Dat is, een verken, hoedaanige in hun schot, of kot, als in hun paleis, of verkenshemel, plegen gehuisvest te zyn. Dit is een van de pronknaamen van een vuile hoer; en hoerenwinkels zyn rechte zwijnskoten.
Die een verken is, moet in't kot. Van pekelhoer, scheuk, enz. heb ik elders gesproken. Meer bloemen van de welsprekentheid der vischmerkt haal ik niet op. Hier zyn’er overgenoeg, om ze in ryen en gelederen tegen malkanderen in slagordre te stellen. Ik vermoede, dat’er wel zullen zyn, die deze gantsche bende hier met geen goede oogen aanzien, en noch nooder uit eene brandende gal hooren zouden. Zekerlijk, konde ik die, door ze te sluiten uit dit boek, ook sevens uit de wereld helpen, haast waren ze in vergetenheid. Maar die zyn te diep gewortelt in veeler herten, geheugenis, en monden. Hier om is de verklaaring noodig, op dat men wete wat men zegt. Het verstaan behoorde de tong daar van te breidelen: want nu heeft onkunde geen verschooning. Maar voor al zie elk zorgvuldig toe, dat zodaanige uitdrukkingen die eerloos zijn, niet met waarheid op hem passen. ’t Is een waarachtig spreekwoord: Wacht u voor den daad: tegen de leugen is wel raad.