Zo noemt men een oproermaker, een stookebrand. Dit is ontleent van de vinken der vogelaars, die andere door haar gefluit gaande maken, en in ’t net lokken.
Dus spreekt men van een lichtvink, die gelyk de vinken steeds zingt en quinkeleert. Zo mede van een luistervink, en men zegt van een opmerkend toehoorder: Hy luistert als een vink. Doch snotvinken zyn van een anderen aard, en maken onder den neus haar nest, gelyk de zwaluwen onder de daken. ’t Is een kaale vink, die wel gepluimt is. Daar zyn ook sletvinken, enz.