Dat wil uitdrukken, ’t is een schelm, een guit, een schuifelbout. Dat gelijkt naar radbout, om dat wel een rad met de bouten van zulk een ravenaas vereert word.
Maar de afkomst van dezen naam is koninglijk, gelijk Kei keizerlijk, namelijk van Radbodus, de I. een Heidensche Koning der Vriezen, een bittere vyand, en, zo veel en lang hy konde, vervolger van het Christendom. Hier om bleef zyn naam tot een spreekwoord en smaad, gelijk die van Judas, Nero, enz. Men denke echter niet, dat die naam in zijnen oorsprong zo lelijk luidde. Hy betekende een radde bode, of liever by omkeering, als meer geschied, Stoutraad, hetzelve met Koenraad. De Franschen noemen een hoerenfielt un ribaud. Dat drukt eigentlijk niets in de taal uit. ’t Zal dan al mede van dien Radbout geerft zyn.