Wegens de waarheid van dit spreekwoord, beroep ik my op het getuigenis van een graage maag. Honger maakt raauwe boonen zoet.
Honger ziet struif voor taart aan. Men neme de proef aan een boer, die in drie dagen niet gegeten heeft. Doch de honger moet in ’t land al zeer groot zyn, wanneer de eene wolf den anderen eet. ’t Is noch dragelijk, als men by gebrek van brood, korstjens van pasteyen eet. Is ’t niet een groote moedigheid, die men getuigt van de vroome borgers van Zirikzee: Zy zouden de stad niet overgeven, al moesten zy hun brood met het gruis eeten? Honger is een scherp zwaard. Hy moet ook al vry scherp zyn, die een spyker den kop zoude afbyten. Men mag al roepen, vast, vast: een ledige buyk heeft geen ooren. Menige zak word echter toegebonden, eer die vol is. Hier op verstaat zich meester Hans, wanneer hy voor ravenkok speelt, en den eenen galgvogel op den anderen te gast noodigt. Ravenkost verdrinkt niet.