Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Gepubliceerd op 29-01-2021

Zürcher, antonie frederik

betekenis & definitie

Geb. Nieuwer-Amstel 2 januari 1825, overl.

Maastricht 15 april 1876. Leerling van zijn vader J. C. Zürcher, P. Tetar van Elven en N. Pieneman, tevens leerling van de Haagse (1839-1840) en van de Amsterdamse Akademie v.

B.K. (1841-1846). Was lid, later erelid, van ‘Arti et Amicitiae’. Tekenleraar aan de RH.B.S. te Amsterdam en na de opheffing van deze school in 1866 overgeplaatst naar Maastricht. Genreschilder (portretten), tekenaar en etser. Gaf les aan zijn zoon J. W.

C. A. Zürcher.Tentoonstellingen Amsterdam 1842 tot 1874: jonge Savojaard; een Turk; damesportret; portret van een man; herberg op marktdag; dorpsherberg wordt door soldaten na de slag bezocht (oude tijd); vermoeide kinderen na het spel; naderende avond; na een zware dagtaak; Licarda, naar Jan van Beers; enz.

AMSTERDAM -Amsterdams Historisch Museum (vml. Museum Fodor): ‘ver-

los ons van den boze’ (tekening in kleuren). -Stedelijk Museum: ‘Uw Koninkrijk Kome’. NIJMEGEN -Commanderie van St.Jan: een dames- en een herenportret (1872). OTTERLO -Rijksmuseum Kröller-Müller: bijbels figuur (tekening).

Luns; Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek VIII; Plasschaert; Scheen 1946 en 1970; Thieme-Becker; Waller.

< >