Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Gepubliceerd op 29-01-2021

Taanman, jacob

betekenis & definitie

Geb. Zaandam 9 oktober 1836, overl.

Amsterdam 2 april 1923. Leerling van de Stads Tekenschool te Zaandam (olv. J. Arentz, later van P. F. Greive en tekenlessen bij ‘Felix Meritis’.

Van 1858 af te Amsterdam werkzaam, tijdelijk te Oosterbeek (1866). Schilderde portretten, figuur- en genrestukken, tevens aquarelleerde en etste hij. Werd in 1868 lid van ‘Arti et Amicitiae’ in de hoofdstad. Meermalen is zijn werk bekroond; hij ontving o.a. een gouden medaille op de Amsterdamse expositie in 1877 en in 1898 verwierf hij een Spaanse dekoratie.Tentoonstellingen Den Haag, Amsterdam, Groningen enz. 1860—1903: enkele portretten; de leerling; staljongen; oude timmerman; de tijd van het ontbijten; Noordhollandse kledij uit begin 19de eeuw; portaal van het raadhuis te Kampen; de kleine vleister (aquarel); jonge vrouw met haar poesje; zigeunerhoofdman uit de 17de eeuw (aquarel).

AMSTERDAM -Rijksprentenkabinet: tekeningen. -Stedelijk Museum: gepavoiseerd schip in de bocht van de Herengracht (gem. J. Taanman 1887). Museum Willet-Holthuysen: een visser (aquarel), DELFT -Oranje-Nassau Museum: portret van prins Hendrik, de broer van koning Willem III. DEN HAAG -Gemeentemuseum: oud vrouwtje leest in de bijbel. HAARLEM -Frans Halsmuseum: binnenhuis. -Teylers Stichting: interieur; bloemen; verschillende aquarellen, LEIDEN -Rijksprentenkabinet: een meisje (aquarel).

Hist. Galerij II (bldz. 1); Kunstkronijk 1867 (bldz. 38), 1870 (bldz. 38) en 1873 (bldz. 54)-

Gram 1880; Luns; Plasschaert; Scheen 1946 en 1970; Thieme-Becker; Waller; Wurzbach.