Geb. Rotterdam 12 april 1809, overl.
Delft 1 juni 1849. Leerling van G. de Meijer, vormde zich vnl. zelf. Ook leerling van het Rotterdamse Tekengenootschap ‘Hierdoor tot Hooger’, waar hij meermalen zijn tekeningen bekroond zag. Was eerst werkzaam in de zaak van zijn vader, maar legde zich 2 jaar na zijn huwelijk in 183$ geheel op de schilderkunst toe. Omstreeks 1841 maakte hij een reis naar Duitsland-Oostenrijk; in 1842 leraar tekenen te Delft. Enige jaren daarvoor, in 1837, was hij reeds benoemd tot lid van de Koninklijke Akademie te Amsterdam.
Genre- en historieschilder, wijdde zich later meer aan het portretschilderen, tevens aquarellist, etser en lithograaf Hij stoffeerde wel eens de werken van B. van de Laar en C. G. Verburgh. Gaf les aan C. Bisschop, K. F.
Bombled, D. O. L. von Franckenberg en Proschlitz, C. Neurdenburg, N. J. W. de Roode, M.J. de Salie, J.
Spoel, J. Tavenraat, G. van der Ven, T. van Westhreene Wz. en J. B. Wittkamp.Tentoonstellingen Amsterdam en Den Haag 1828—1849: portretten; bijbelse voorstelling; de opwekking van het dochtertje van Jaïrus; genrestukken.
AMSTERDAM -Amsterdams Historisch Museum (vml. Museum Fodor) Johan van Oldenbamevelt vóór zijn terechtstelling (tekening in kleuren); Gustaaf Adolf van Zweden met zijn dochtertje Christina (tekening in kleuren); van Oldenbarnevelt met zijn knecht in de gevangenis (sepiatekening); het afscheid van een ridder (tekening in kleuren); school met kinderen (tekening in kleuren). -Rijksmuseum: zelfportret (gem. W. H. Schmidt); de opwekking van het dochtertje van Jaïrus. -Rijksprentenkabinet :portretten (tekeningen); Don Quichote en Sancho Panza met enige andere figuren (tekening). HAARLEM -Teylers Stichting: de arrestatie van Johan van Oldenbamevelt (aquarel).
OTTERLO -Rijksmuseum Kröller-Müller: 3 aquarellen, tw. een dienster; genrestuk; historisch onderwerp. ROTTERDAM -Museum Boymans-van Beuningen: portret van oude dame; monniken.
Kunstkronijk 1840/41 (bldz. 8), 1849 (bldz. 40), 1849 (bldz. 50-55 en 88); Maandblad v. Beeldende Kunsten 1944 (A. Tutein Nolthenius, bldz. 46-47).
Huebner; Immerzeel; Kramm; Luns; Marius; Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek III; Plasschaert; Scheen 1946 en 1970; Thieme-Becker; Van Hall I, II en port.; Waller; Wurzbach.