Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Gepubliceerd op 29-01-2021

Aa, dirk van der

betekenis & definitie

Ged. Den Haag 1 maart 1731 (doopnaam: Theodorus van der Aa), overl.

Den Haag 23 februari 1809. Werd in 1755 lid van het St. Lucasgilde (legde in 1768 de schildersproef af). Ontving zijn eerste onderwijs van J. H. Keiler, daarna van de rijtuigschilder Gerard Mes.

Heeft voor zijn studie enige malen een bezoek aan Parijs gebracht. Schilderde panelen voor koetsen en schoorsteenstukken, tekende ontwerpen voor tapijten en schilderde naderhand zgn. ‘witjes’ (spelende kinderen, engeltjes, enz.). Hij was tevens mede-eigenaar van een verf- en schilderzaak. Gaf les aan A. van der Aa, J. E. Morel (I), L.

Moritz, N. Penning en J. C. Roedig. AMSTERDAM -Herengracht 450: twee deurstukken en twee medaillons (waarvan één gem. D. v.d. Aa 1782). -Herengracht 520: drie grauwtjes (toegeschreven). -Rijksmuseum: de verkoop van Cupido’s; het kortwieken van Cupido’s (beide toegeschreven grisailles). -Rijksprentenkabinet: enige tekeningen.

DEN HAAG -Departement van Binnenlandse Zaken: een schoorsteenen een deurstuk (toegeschreven). -Gemeente Archief: een tekening. -Lange Voorhout 32: behangselstukken (arcadische landschappen, gem. Van der Aa). -Lange Vijverberg 20: een schoorsteenstuk, LEIDEN -Stedelijk Museum De Lakenhal: twee grisailles, voorstellende spelende kinderen. MIDDELBURG Arrondissementsrechtbank: een schoorsteenstuk (grisaille).
Immerzeel; Luns; Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek I; Plasschaert; Scheen 1946 en 1969; Thieme-Becker; Van Hall I; Voorloopige lijsten der Nederlandsche Monumenten III, V2, VI; Wurzbach.