Een gans die geslacht wordt op de dag van Sint-Maarten (Sint-Martinus, 11 november), de tijd dat de wilde ganzen trekken.
Martinus van Tours (316-397), zoon van een Romeins tribuun uit Pavia, trad al op zeer jonge leeftijd in dienst van het Romeinse leger in Frankrijk. In Amiens, zo de legende wil, schonk hij de helft van zijn soldatenmantel aan een bedelaar. De nacht daarop zag Martinus in een droom Jezus zelf, gehuld in het stuk van deze mantel, en hoorde hem tot de engelen zeggen: ‘Hiermede heeft Martinus, de geloofsleerling, Mij bekleed.’ Hij liet zich, achttien jaar oud, dopen en verliet het leger. Zijn verdere leven bracht Martinus voor het grootste deel als kluizenaar door. In 371 werd hij bisschop van Tours. Martinus, die in de 5de eeuw in de rij der heiligen opgenomen werd, was de eerste heilige die niet tegelijk martelaar was.