Bijbelse eponiemen

Dr. Apeldoorn en Dr. Beijer (1997)

Gepubliceerd op 26-08-2020

Hypnose

betekenis & definitie

Een op slaap lijkende toestand van verminderd of vernauwd bewustzijn, kunstmatig via het geven van suggesties door een hypnotiseur geïnduceerd, waarbij de gehypnotiseerde verminderd toegankelijk is voor de omgeving, terwijl er wel 'rapport’ blijft bestaan ten opzichte van de hypnotiseur.

In de Griekse mythologie werden Hypnos, de slaap, en Thanatos, de dood, zonen van Nyx, de nacht, voorgesteld als gevleugelde jongemannen. De broers leefden in een grot, volledig van het daglicht afgesloten. Het was de taak van Hypnos de aardse stervelingen mooie dromen te bezorgen.

In 1784 beschreef de Oostenrijkse arts Franz Anton Mesmer (1734-1815) onder de term somnambulisme bepaalde hypnotische toestanden. Gewoonlijk wordt aangenomen dat het woord hypnose door de Engelse arts James Braid (1795-1860), grondlegger van het wetenschappelijk hypnotisme, in 1843 geïntroduceerd is. Hij was echter niet de eerste: in 1821 sprak de Fransman De Cuvillers al over hypnotisme. In 1901 gaf de beroemde Canadese internist Sir William Osler (1849-1919) in zijn Medicine in the 19th century de volgende fraaie definitie: 'It is a subjective physical condition... resembling somnambulism, in which, as Shakespearc says, in the description of Lady Macbeth, the person receives at once the benefits of sleep and does the effects of acts of watching or waking.’.

  Ikabodskind Ongelukskind. Ikabod (‘waar is de eer?’), aldus het Bijbelboek I Samuël, werd geboren nadat zijn vader en grootvader, de priester Eli, in hun strijd tegen de Filistijnen gesneuveld waren en de ark des verbonds in het bezit van de vijand gekomen was: ‘Zij noemde de jongen Ikabod en zeide: Weg is de eer uit Israël omdat de ark Gods was buitgemaakt en om haar schoonvader en haar man.' (1 Samuël 4: 21).