Bijbelse eponiemen

Dr. Apeldoorn en Dr. Beijer (1997)

Gepubliceerd op 26-08-2020

Adamsappel

betekenis & definitie

Het uitstekende deel van het strottenhoofd bij de man, eveneens genoemd naar Adam.

Volgens de rabbijnse overlevering was bij Adam. toen hij van de verboden vrucht at, een stuk daarvan in de keel blijven steken. Waarschijnlijk is het eponiem de letterlijke vertaling van tappuah haadam, waarin tappuah (= de geurende) in de betekenis ‘appelboom’ op de lekkere geur van de vrucht betrekking heeft. Overigens is het merkwaardig dat nergens in de Bijbel vermeld staat dat de verboden vrucht een appel was: we lezen (Genesis 3:6): ‘en zij nam van de vrucht en at. en zij gaf ook haar man, die bij haar was, en hij at.' Pas veel later, in de Middeleeuwen, werd die vrucht een appel. Er is wel gesuggereerd dat de verboden vrucht een scharlakenrode granaatappel geweest is, een vrucht die rijk aan vrouwelijke geslachtshormonen de erotische drift zou opwekken.

< >