Wat is de betekenis van zij(de)?

2025-07-23
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

zij(de)

zij(de) zn. 'kant, flank' Onl. sīda in Her was ... an eine síde ge gán 'hij was opzijgegaan' [1151-1200; Reimbibel]; mnl. side in bet stein[en] ... wurpen si uon in allen siden 'ze gooiden van alle kanten met stenen naar hem' [1220-40; VMNW], an desside 'aan deze kant' [1224-27; VMNW], een diere swert...