vastzetten zette vast, h. vastgezet (1 zo zetten, dat het vaststaat en zich niet kan bewegen; 2 in de gevangenis zetten; 3 door redeneren iem. met zich zelf in tegenspraak brengen; bewerken, dat iem. niets meer weet te zeggen)
1 een beeld op het pedestal vastzetten; een zeil vastzetten; fig. geld op iem. vastzetten; een rente voor zijn vrouw vastzetten, op haar naam doen zetten; 2 iem. vastzetten; 3 hij is glad, maar we hebben hem toch vastgezet.