Wat is de betekenis van tutor?

2024-04-19
AI woordenboek

ChatGPT (2023)

tutor

Een tutor is een persoon die individuele begeleiding en ondersteuning biedt aan een student of leerling. Een tutor kan een professional zijn, zoals een privéleraar of een bijlesdocent, maar het kan ook een oudere student zijn die andere studenten helpt met hun studie. Het doel van een tutor is om de student te helpen bij het begrijpen en beh...

2024-04-19
Studiekeuzewoordenboek

Studiekeuze123 (2022)

Tutor

Een tutor is een studentenbegeleider. Meestal is dit een docent van de opleiding. Jouw tutor is je aanspreekpunt en persoonlijke begeleider. Je kunt met je tutor alles bespreken wat te maken heeft met jouw studie.

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

tutor

tutor - Zelfstandignaamwoord 1. mentor Woordherkomst afgeleid van het Latijnse 'tutor' [beschermer, voogd] (met het achtervoegsel -or)

2024-04-19
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Tutor

[Lat., uit tuitor, van tueri = beschermen] 1 voogd; 2 ambtelijk aangesteld persoon die studenten leidt bij hun studie.

2024-04-19
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Tutor

studiebegeleider

2024-04-19
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

tutor

tutor - Verwijst in algemene zin naar leraren die instructie aan leerlingen geven buiten een normale klassituatie. Omvat privétutors die specifiek worden ingehuurd om leerlingen te helpen zich voor te bereiden op examens. Op sommige Amerikaanse universiteiten: leraren die in rang onder de docenten vallen, meestal ingehuurd voor een of enkele...

2024-04-19
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

tutor

I. 1. leermeester, huisonderwijzer, gouverneur; 2. repetitor of de studie leidende assistent van een College-, 3. voogd; II. 1. onderwijzen; dresseren; 2. bedillen.

2024-04-19
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Tütor

voogd.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Tutor

I. tūtor, dep. (1); 1. beveiligen, beschermen, staande houden, domum, Pl., Verg., regnum, Sall., alqm, Cic., alqd of se alqā re, Sall., Liv., alqā re alqd ab ira Romanorum, Liv., alqā re se adversus alqd, Liv., of contra alqd, Tac. 2. zich in veiligheid stellen tegenover iets, iets trachten af...