trawaffel
(1909) (< Westfries, inf.) klap, mep, slag. • Kan hij schotteren (hardloopen), Kees niet minder en weldra heeft de laatste hem ingehaald en geeft 'm nu met een stuk van een oud lijnhout (liniaal) een paar oplazers, opmeppers, opzanikers, trawaffels of oppetatters (slagen, klappen), dat hij nei de aare week kijkt. (J. De Vries: Westfriesche...