Wat is de betekenis van teringtrut, teringwijf?

2025-07-23
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

teringtrut, teringwijf

(1975) (scheldw.) gemene, verachtelijke vrouw. • Ben je nog steeds met dat teringwijf? (C. B. Vaandrager: De Hef. 1975) • En ik dacht: verdomd teringwijf, je leeft nog. (Louis Ferron: De Walsenkoning. 1993) • De teringtrut verliet uitzinnig schreeuwend het pand. (Amigoe, 20/12/1994) • Genoeg, zeg ik, teringtrut. (Sanneke van...

Gerelateerde zoekopdrachten