Wat is de betekenis van Rusttijd?

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Rusttijd

s., skoft (it), holdert; — na geëindigde dagtaak, hjeljoun.

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Rusttijd

m. (-en), tijd gedurende welke men rust, inz. tijd dat niet gewerkt wordt; vacantie.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

rusttijd

m. rusttijden (tijd van rust; schofttijd, vacantie enz.).

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Rusttijd

m. (-en), 1. periode bestemd om te rusten; 2. (economie) de tijd dat een geldeenheid gemiddeld in kas blijft.

2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)