opsodemieteren
(1946) (plat) weggaan; ophoepelen. Voornamelijk imperatief: sodemieter op! • Sodemieter op sikreet! (H. van Aalst: Onder martieners en bietsers. 1946) • Ópsoodemietere, er vandoor gaan. Soodemieter óp!, maak dat je wegkomt! (S. Keyser: Het Tessels. Inleiding, vocabulaire en teksten. 1951) • Als ik zeg sodemieter op e...