macrobulbus
macrobĂșlbus (-a, -um), - van Gr. makros, lang (dikwerf verkeerdelijk gebezigd in de beteekenis van groot); Lat. bulbus, bol: met lange bollen (of schijnknollen); met groote bollen (of schijnknollen). - Deze samenkoppeling van Gr. en Lat. is niet fraai; beter zijn dolichobolbos, longibulbus en macrobolbos.